Over Trompenburgh

 
MB-TS-37.jpg
 

Het ontstaan

Tot de vroege zeventiende eeuw was het gebied rond ‘s-Graveland een onveilige plek. Het was een niemandsland. In dit woeste gebied hielden rovers en allerhande dieren zich schuil. De dichtstbijzijnde dorpjes waren Ankeveen en Kortenhoef.

In 1625 kregen een aantal rijke Amsterdammers toestemming om het voormalige jachtgebied van de Graven van Holland te ontginnen: ’s-Graveland. De Amsterdammers zagen het droogleggen van meren en het ontginnen van land buiten de stad als een goede investering. Binnen 10 jaar was de ontginning ver genoeg gevorderd om het gebied te kunnen verkavelen. De nieuw ontstane polder werd verdeeld in 27 kavels, die op hun beurt weer werden verdeeld in zes loten. Andries Bicker (1586-1652), destijds burgemeester van Amsterdam, lootte lot nummer 6. Hiermee verkreeg hij kavels 8, 9. 10, 20 en 21.

In 1654 verrees op kavel 20 een luxe buitenplaats. De buitenplaats was gebouwd in opdracht van Joan van Hellemont (1616-1665) en zijn vrouw Margaretha van Raephorst (1625-1690). Joan was een neef van Andries Bicker. Volgens het testament van Joan was Margaretha zijn universele erfgenaam. Toen hij in 1665 overleed, kwamen kavel 20 en 21 daarom in bezit van Margaretha.

Een jaar later kreeg Margaretha een nieuwe buurman, de zeevaarder Cornelis Tromp. Hij was na zijn ontslag bij zijn broer Johan Tromp ingetrokken, die eigenaar was van kavels 18 en 19. Waarschijnlijk hadden Margaretha en Cornelis elkaar al eens ontmoet in Amsterdam.

In januari 1667 gaven Margaretha en Cornelis elkaar het ja-woord. In 1671 kocht Cornelis de bezittingen van zijn broer over, waardoor het echtpaar nu eigenaar was van kavels 18, 19, 20 en 21. De zomers werden doorgebracht op de buitenplaats in ’s-Graveland. In de winter verbleef het echtpaar in hun woning aan de Keizersgracht in Amsterdam.

In 1672 werd de Republiek door Engeland, Frankrijk, Münster en Keulen onder de voet gelopen. De Franse troepen onder leiding van koning Lodewijk XIV veroverden in juni 1672 Naarden en bezetten Utrecht. ’s-Graveland kwam in een frontgebied te liggen. De Fransen staken buitenhuizen in brand, wanneer de eigenaren niet (op tijd) betaalden. Zo werd ook de buitenplaats van Cornelis en Margaretha aan de vlammen prijsgegeven.

Het woonhuis

Nadat het vorige huis afgebrand was, werd er op kavel 20 een nieuw buitenplaats gebouwd in de jaren daarna. Dat gebouw stond later bekend als Trompenburgh.

Wanneer precies begonnen is met de bouw, is niet bekend. Wel is er tijdens de vorige restauratie een trotseerloodje aangetroffen, waaruit blijkt dat het dak in ieder geval in 1678 gereed was.

De buitenplaats kreeg de naam Sylisburgh, verwijzend naar de grafelijke titel die Cornelis Tromp verkreeg van de Deense koning. Pas na de dood van Cornelis kreeg het de naam Trompenburgh.

Het huis bestaat uit het corps de logis (het hoofdgebouw) dat door middel van het tussenlid wordt verbonden aan een achthoekig paviljoen met koepel. In de architectuur van het woonhuis zijn veel verwijzingen naar het zeevaarders bestaan van de familie Tromp. Zo ligt het huis in het water, waardoor het iets weg heeft van een schip in de zee. Het dak toont vergelijkingen met een scheepsdek en in de koepelzaal worden zeeslagen weergegeven.

Cornelis Tromp ontving op zijn buitenplaats welgestelde en voorname gasten. Hoogtepunt van het bezoek was de bel-etage. Op de bel-etage of mooiste etage lagen de meest kostbare vertrekken, met als hoogtepunt de beschilderde koepelzaal.

Trompenburgh is een unieke buitenplaats uit de late Gouden Eeuw die grotendeels onveranderd de eeuwen heeft doorstaan. Monumentenbezit werkt nu aan de restauratie van de buitenplaats.

 

De tuin

TOEN

De tuin in 1704

 

De tuin van Trompenburgh werd als één ontwerp met het unieke buitenhuis aangelegd. Het geheel was een uitzonderlijk voorbeeld van de zeventiende-eeuwse tuincultuur. Zelden is de samenhang van een ‘gesamtkunstwerk’ zo gedetailleerd af te leiden uit bronnen en uit de nog aanwezige tuinrestanten als in het geval van Trompenburgh.

Er is bekend dat er vroeger een ‘watertuin’, een ‘siertuin’ en een ‘nutstuin’ (tuindeel met fruitbomen en moestuin) was. Deze laatste was een vrijwel vierkante boomgaard met een boerderij en moestuin. Achter de tuin, op de middenas van het park, werd een weg aangelegd: de Trompenburgerlaan. Deze laan loopt door tot aan Hilversum. 

NU

De tuin heden ten dage

 

Tegenwoordig is er nog maar weinig van de zeventiende-eeuwse tuin zichtbaar. Het toenmalige lanenstelsel, de boomgaard en de boerderij zijn in de loop van de negentiende eeuw verdwenen en omgevormd tot weiland.

De huidige tuinmanswoning dateert uit de negentiende-eeuw nadat zijn voorganger afbrandde. De omsloten siertuinen achter het huis zijn bij de omvorming naar de landschapsstijl veranderd in een eenvoudig parkbos met daarbinnen een slingerend wandelpad rondom een gereconstrueerde vijver. De twee eilanden naast het woonhuis zijn behouden gebleven uit de zeventiende-eeuwse structuur.